26. Droefheid (Dukh)

Het woord droefheid of smart wordt gebruikt om die verandering in de chemie van het lichaam aan te duiden die veroorzaakt wordt door een verlies. Dit verlies van energie schept een toestand van depressie in het organisme. Droefheid en vreugde zijn de twee uitersten van het geheel van onze emoties. Vreugde is een staat van verruiming, naar buiten gericht, en van verheven vibraties. Droefheid is een status van samentrekking, naar binnen gericht, en van onderdrukte vibraties. In beide situaties verdwijnt het gevoel van tijd, en het moment zelf wordt eeuwig.

Bij droefheid wordt de ademhaling belemmerd en onderdrukt. Het bloed trekt zich terug naar de vitale organen en de gelaatskleur is bleek. Bij vreugde gaat de ademhaling onbelemmerd, vloeiend. Het hart opent zich en het bloed stroomt door het hele lichaam. De gelaatskleur is stralend, levend, vitaal.

Droefheid is een deken dat de speler in zijn plooien verbergt en zijn inzicht verblindt. Men kan niets meer zien buiten dit deken. Geen straaltje hoop, geen spatje licht kan nog doordringen. Hoe meer de speler vecht om zich te bevrijden, hoe dieper hij verward raakt. Hij voelt zichzelf zwak en hulpeloos. Hij wordt verscheurd tussen zijn verstand dat zegt dat er een uitweg mogelijk is, in zijn gevoelens die beweren dat deze staat eeuwig is…

Het enige dat hij hoeft te doen is op te staan en het deken voor eens en altijd van zich af te gooien. Buiten is de heldere lucht. Maar binnen het wollen deken van het karma bestaat er alleen verwarring en de complexen die voortkomen uit de fantasie. Evenals een kind dat bang is voor het donker en zich onder zijn dekens verstopt, stelt hij zich allerlei duistere verschrikkingen voor die buiten op hem wachten en die op het punt staan om hem te verslinden zodra hij zichzelf laat zien.

Droefheid kan een tijdelijke staat zijn zoals de droefheid die men voelt door de zinloze moord op een kind of het doden van onschuldige mensen in de oorlog. Maar het kan ook een manier van leven zijn; een voortdurende onevenwichtigheid in de chemie van het lichaam die ontstaat door het onderdrukken van iets.

Wanneer dit onderdrukken aan de gang is, weet de speler dat er een aspect in hemzelf is waarmee hij niet geconfronteerd wil worden. De confrontatie met dit aspect zou een verlies van zijn identiteit betekenen, het accepteren van het ondraaglijke. Maar dit onderdrukken veroorzaakt pijn. De geblokkeerde energie moet ergens zijn uitdrukking vinden en pijn wordt het middel. Hier is droefheid de draak die zijn eigen staart verslindt. Uitdrukken wat niet kan uitgedrukt worden zou ook pijn en verwarring stichten en eveneens een verlies van identiteit veroorzaken.

In sadhana, het volgen van een religieuze leer, kan droefheid de uitwerking zijn van het besef van de scheiding tussen de gelovige en zijn god. De derde chakra is het vlak van de identificatie. De gelovige zoekt éénwording met zijn god en het voortdurend falen hierin veroorzaakt droefheid.

De speler voelt de aanwezigheid van het Goddelijke en verlangt naar niets anders dan het verwezenlijken van deze Goddelijkheid in zichzelf. Maar de scheiding lijkt een onoverkomelijke kloof. Hij ziet de problemen van de eerste en tweede chakra’s voor zich die voortdurend al zijn energie opslokken. Hij voelt de aanwezigheid van het Goddelijke maar voelt ook zijn eigen onwaardigheid en de onmogelijkheid om Hem te kennen.

Toch is er een uitweg, en het volgende vakje, Onbaatzuchtig Dienen, schenkt hoop.

 

 

Wil je het spel verder spelen?
Gooi dan een dobbelsteen en kies één van de 6 uitkomsten:

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6

 

Leela, spel der zelfkennis, door Harish Johari
eindredactie Garsett Larosse